• pres·te
  •  pres ww  met de uitgang -te
vervoeging van
pressen

preste

  1. enkelvoud verleden tijd van pressen
    • Ik preste. 
    • Jij preste. 
    • Hij, zij, het preste. 


vervoeging van
prestar

preste

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van prestar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van prestar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van prestar