praatkassa
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: praatkassa (hulp, bestand)
Woordafbreking
- praat·kas·sa
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | praatkassa | praatkassa's |
verkleinwoord | praatkassaatje | praatkassaatjes |
Zelfstandig naamwoord
- een kassa waar eenzame mensen een praatje kunnen maken
- De supermarkt had een praatkassa zodat alleenstaande mensen minder eenzaam zijn.