potluck
- Samenstelling van pot en luck, met het denkbeeld van "iemands geluk of kans over wat in de pot mag zijn".
enkelvoud | meervoud |
---|---|
potluck | potlucks |
potluck (VS) (letterlijk: potgeluk)
- het eten wat de pot schaft
- een informele maaltijd waar ieder gast voedsel meebrengt dat vervolgens met iedereen wordt gedeeld.
- «He organized a neighborhood potluck for next Saturday.»
- Hij organiseerde een dinerparty voor zijn buren voor de volgende zaterdag.
- «He organized a neighborhood potluck for next Saturday.»
- (figuurlijk) wat beschikbaar is op een bepaald moment
- [2]: potluck dinner
- [2]: potluck supper
- take potluck
nemen wat komt / voorlief nemen