• Samenstelling van pot en luck, met het denkbeeld van "iemands geluk of kans over wat in de pot mag zijn".
enkelvoud meervoud
potluck potlucks

potluck (VS) (letterlijk: potgeluk)

  1. het eten wat de pot schaft
  2. een informele maaltijd waar ieder gast voedsel meebrengt dat vervolgens met iedereen wordt gedeeld.
    «He organized a neighborhood potluck for next Saturday.»
    Hij organiseerde een dinerparty voor zijn buren voor de volgende zaterdag.
  3. (figuurlijk) wat beschikbaar is op een bepaald moment
  • take potluck
nemen wat komt / voorlief nemen