pomanders
- po·man·ders
- pomander met uitgang -s
de pomanders mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord pomander
- Zelfs werd koningin Elizabeth eens verrast met een halsketting, bestaande uit een reeks met elkander verbonden pomanders, (…) [1]
- Het woord 'pomanders' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Andel, M.A. vanKlassieke wondermiddelen (1928) Noorduyn, Gorinchem; p. 71; geraadpleegd 2018-02-22