politichese
- IPA: /ˌpo.li.ti.ˈkeː.ze/
- po·li·ti·che·se
- Afgeleid van politica ("politiek") met het achtervoegsel -ese, waarop veel namen van talen eindigen. Voor het eerst gebruikt in 1982.[1] Vergelijkbaar met de Belgische term wetstratees.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
politichese | - |
politichese m
- (politiek), (journalistiek) politiek jargon, veelal gekenmerkt door een bewust vage en soms ijdele retoriek
- «Difenderebbe la lingua italiana dalla barbarie del politichese, impedirebbe la disfatta dei congiuntivi, punirebbe il ricorso eccessivo a volgarità colloquiali di basso profilo ma, soprattutto, costringerebbe chi ricopre una carica pubblica, a pensare prima di parlare, a non parlare se non ha niente da dire.[2]»
- Het zou de Italiaanse taal verdedigen tegen de barbaarsheid van het politiek jargon, het zou de nederlaag van de conjunctieven tegenhouden, het zou het overdreven beroep op gemeenzame vulgariteiten bestraffen, maar bovenal zou het diegene die een openbaar ambt bekleedt, dwingen om na te denken voor hij spreekt, en om niet te spreken als hij niets te zeggen heeft.
- «Difenderebbe la lingua italiana dalla barbarie del politichese, impedirebbe la disfatta dei congiuntivi, punirebbe il ricorso eccessivo a volgarità colloquiali di basso profilo ma, soprattutto, costringerebbe chi ricopre una carica pubblica, a pensare prima di parlare, a non parlare se non ha niente da dire.[2]»
- ↑ Sabatini Coletti, Dizionario della lingua italiana
- ↑ Lidia Ravera, 'L'incontinenza verbale e la disfatta della politica', Il Fatto Quotidiano (30 juli 2011).