vervoeging van
planter

plantes

  1. tweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van planter
  2. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van planter


  • plan·tes
Naar frequentie 48425

plantes

  1. zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs lijdende vorm van plante

plantes

  1. nominatief onbepaald mannelijk en vrouwelijk meervoud van plante


vervoeging van
plantar

plantes

  1. aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van plantar
  2. gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van plantar