Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plak aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanplakken

plak aan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanplakken
    • Ik plak aan. 
  2. gebiedende wijs van aanplakken
    • Plak aan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanplakken
    • Plak je aan? 


Gangbaarheid