pillen
- pil·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
pillen |
pilde |
gepild |
zwak -d | volledig |
- onovergankelijk (informeel) aan de pil zijn
- het vormen van kleine bolletjes op textiel door slijtage en wrijving
de pillen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord pil
- ▸ Elke doos bevatte ontbijtrepen, noten, rozijnen, tortillas en noodles, aangevuld met wc-papier en pillen zoals vitamines en visolie.[5]
- Het woord pillen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pillen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
vervoeging van |
---|
pillar |
pillen