enkelvoud meervoud
pili pilikuna

pili

  1. (eendvogels) eend


  • pi·li

pili

  1. bezield mannelijk derde persoon meervoud verleden tijd van het imperfectieve werkwoord pít: (zij) dronken
  2. bezield mannelijk meervoud actief deelwoord van het imperfectieve werkwoord pít