pijjekkers
- Geluid: pijjekkers (hulp, bestand)
- IPA: / ˈpɛijɛkərs / (3 lettergrepen)
- pij·jek·kers
- pijjekker met uitgang -s
de pijjekkers mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord pijjekker
- Voorop marcheerden twee aan twee zes meisjes in matrozenpakjes, geplooide rokjes, pijjekkers en matrozenmuts. [1]
- Het woord 'pijjekkers' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Jehu, F.Nel de ontembare. (1914) A.W. Bruna & Zoon, Utrecht; p. 44; geraadpleegd 2019-11-10