piemelen
- pie·me·len
piemelen [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
piemelen |
piemelde |
gepiemeld |
zwak -d | volledig |
- (informeel) iets op een klungelige manier ergens in gooien of brengen
- ▸ Een strafworp gaat er in het korfbal bijna altijd in.
Aan topkorfballer Hans Heemskerk de eer om de bal in de korf te piemelen.[3]
- ▸ Een strafworp gaat er in het korfbal bijna altijd in.
- (informeel) urineren
- Het woord piemelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "piemelen" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ piemelen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Het begin van het einde van het Nederlandse korfbalsucces” (22/10/2018), HP de Tijd
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be