Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pi·ña·ta

Zelfstandig naamwoord

de piñatam

  1. een pop gevuld met snoep die met een hamer kapotgeslagen wordt

Meer informatie

Gangbaarheid


Engels

enkelvoud meervoud
piñata piñatas

Zelfstandig naamwoord

piñata

  1. piñata
  2. kop-van-jut, pineut
    «And you expect me to be the piñata
    En verwacht je van mij dat ik de kop van Jut speel?