Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • peu·ter·de los
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
lospeuteren

peuterde los

  1. enkelvoud verleden tijd van lospeuteren
    • Ik peuterde los. 
    • Jij peuterde los. 
    • Hij, zij, het peuterde los. 


Gangbaarheid