Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pe·ti·ti·o·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

petitioneren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
petitioneren
petitioneerde
gepetitioneerd
zwak -d volledig
  1. het indienen van een verzoekschrift
    • Om China's beloftes voor beterschap moeten de meesten op de drempel van het petitiebureau schamper lachen. Pogingen van het propaganda-apparaat om het volk te wijzen op zijn rechten, nemen ze niet serieus en van een juridische hulplijn hebben ze nog nooit gehoord. ,,Hier komen de wanhopigsten onder de wanhopigen. We weten dat het geen zin heeft, en toch blijven we komen, zegt de man uit Binnen-Mongolië. Zijn familie verklaart hem na bijna twee decennia petitioneren voor gek. ,,Maar ik kan er niet van slapen, zegt hij, en dus komt hij telkens weer terug. [2] 

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen