• pe·ri·o·den

de periodenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord periode
96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • peri·oden
  • Deense zelfstandig-naamwoordsvorm met het voorvoegsel peri-

perioden

  1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van periode


  • peri·oden
Naar frequentie 14325
  • Noorse zelfstandig-naamwoordsvorm met het voorvoegsel peri-

perioden

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van periode


  • peri·oden
  • Nynorske zelfstandig-naamwoordsvorm met het voorvoegsel peri-

perioden

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van periode


  • peri·oden
  • Zweedse zelfstandig-naamwoordvorm met het voorvoegsel peri-
Naar frequentie 9465

perioden

  1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van periode