Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pep·te op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
oppeppen

pepte op

  1. enkelvoud verleden tijd van oppeppen
    • Ik pepte op. 
    • Jij pepte op. 
    • Hij, zij, het pepte op. 


Gangbaarheid