Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ped·delt af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afpeddelen

peddelt (...) af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afpeddelen
    • Jij peddelt af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afpeddelen
    • Hij peddelt af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afpeddelen
    • Peddelt af! 

Gangbaarheid