Nederlands

 
man met pastifi
Uitspraak
Woordafbreking
  • pas·ti·fi
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Surinaams - Nederlands
enkelvoud meervoud
naamwoord pastifi
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

pastifi

  1. (tandheelkunde) spleetje tussen de bovenste middelste snijtanden

Gangbaarheid