parkeerde fout
- par·keer·de fout
vervoeging van |
---|
foutparkeren |
parkeerde fout
- enkelvoud verleden tijd van foutparkeren
- Ik parkeerde fout.
- Jij parkeerde fout.
- Hij, zij, het parkeerde fout.
- Ik parkeerde fout.
- Het woord parkeerde fout staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.