parallelliseren
- pa·ral·lel·li·se·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
parallelliseren |
parallelliseerde |
geparallelliseerd |
zwak -d | volledig |
parallelliseren
- het parallel maken
- (informatica) (economie) het gelijktijdig doen plaatsvinden van verschillende processen
- Het woord parallelliseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.