pandverbeuren
- pand·ver·beu·ren
pandverbeuren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
pandverbeuren |
||
onvolledig |
- spel waarbij de verliezer een pand moet inleveren dat hij later moet aflossen door het uitvoeren van een opdracht
- Het woord pandverbeuren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.