pakte
- pak·te
vervoeging van |
---|
pakken |
pakte
- enkelvoud verleden tijd van pakken
- Ik pakte.
- Jij pakte.
- Hij, zij, het pakte.
- Ik pakte.
- Het woord pakte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- IPA: /paktɛ/
pakte
vervoeging van |
---|
pakken |
pakte
pakte