• pak sa·men
vervoeging van
samenpakken

pak (...) samen

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenpakken
    • Ik pak samen. 
  2. gebiedende wijs van samenpakken
    • Pak samen! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenpakken
    • Pak je samen?