stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
péter
pétais
pété
eerste groep volledig

péter

  1. (spreektaal) een scheet laten
    «Tu as pété? Pouah! quelle odeur!»
    Heb je een scheet gelaten? Poeh! wat een lucht! [1]
  2. (spreektaal) kapotmaken, laten springen
    «A force de taper dessus, t’as pété la télé-commande de ma chaîne!»
    Door er steeds op te slaan, heb je de afstandsbediening van mijn stereo gemold! [1]
  3. (spreektaal) knallen, knetteren [1]