knetteren
- knet·te·ren
- In de betekenis van ‘scherpe geluiden doen horen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1630 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
knetteren |
knetterde |
geknetterd |
zwak -d | volledig |
knetteren
- inergatief een serie korte scherpe geluiden voortbrengen
- De kortsluiting veroorzaakte een knetterend geluid.
- Het woord knetteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knetteren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "knetteren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be