• på·budt
  • Voltooid deelwoord van påby.

påbudt

  1. verplicht, voorgeschreven
    «Båtførerbevis blir påbudt i Norge.»
    Een vaarbewijs voor boten wordt in Noorwegen verplicht.
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud påbudt
o enkelvoud påbudt
meervoud påbudt
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
påbudt

påbudt

  1. voltooid deelwoord van påby