• ovu·le·ren

ovuleren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ovuleren
ovuleerde
geovuleerd
zwak -d volledig
  1. vrijkomen van een rijpe eicel uit het ovarium
    • Kim (35) kreeg een aantal jaar geleden de diagnose 'prematuur ovarieel falen' (POF), een aandoening waarbij een vrouw al voor haar veertigste stopt met menstrueren. Doordat de eierstokken eerder ophouden met ovuleren dan gebruikelijk, komt een vrouw in een vroege overgang. [1] 
    • “Magerzucht is de belangrijkste reden waardoor vrouwen niet zwanger kunnen raken. Dames die geen gezond gewicht hebben, ovuleren immers niet zoals het hoort. Dat verklaart ook waarom anorexiepatiënten zelden of nooit kinderen kunnen krijgen”, aldus Steele. Daarnaast toont onderzoek aan dat vrouwen met ondergewicht 72 procent meer risico lopen om een miskraam te krijgen. [2] 
95 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]
  1. Tubantia Karolien Koolhof 11-01-17, Onvruchtbare Kim baalt van moederschapschallenge
  2. De Standaard 11/07/2011 om 15:37 door vwh Kate is te mager voor baby
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be