• o·ver·tid
  • Afleiding van tid met het voorvoegsel over-
Naar frequentie 7407
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   overtid     m: overtiden
v: overtida  
  overtider     overtidene  
genitief   overtids     m: overtidens
v: overtidas  
  overtiders     overtidenes  

overtid m / v

  1. overuur
  • [1]: arbeide overtid / arbeide på overtid
nawerken


  • o·ver·tid
  • Afleiding van tid met het voorvoegsel over-
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   overtid     overtida     overtider     overtidene  

overtid v

  1. overuur
  2. overwerk
  3. overwerkbetaling
  • [1]: arbeide overtid / arbeide på overtid
nawerken
  • [1]: ha 100 prosent tillegg for overtid i helgane
100 procent toeslag voor overwerk in het weekend hebben
  • [1]: ha fast overtid på 1000 kr i månaden
vaste overwerkbetaling van 1000 Noorse kronen per maand hebben