Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·hoor·de

Werkwoord

vervoeging van
overhoren

overhoorde

  1. enkelvoud verleden tijd van overhoren
    • Ik overhoorde. 
    • Jij overhoorde. 
    • Hij, zij, het overhoorde. 
  2. verbogen vorm van overhoord, voltooid deelwoord van overhoren