overhoek
- over·hoek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | overhoek | overhoeken |
verkleinwoord | overhoekje | overhoekjes |
de overhoek m
- een deel van een grondperceel dat minder makkelijk valt te beheren dan de rest
- 45 graden verdraaiing van een vierkant
- Het woord 'overhoek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.