• over·heerst
  • vervoeging van overheersen: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van
overheersen

overheerst

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overheersen
    • Jij overheerst. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overheersen
    • Hij overheerst. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van overheersen
    • Overheerst! 
vervoeging van: overheersen…
verbogen vorm: overheerste

overheerst

  1. voltooid deelwoord van overheersen