Frans

Uitspraak
  • IPA: /ɔz.ˈʁe/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van osier met het achtervoegsel -aie.
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  oseraie     l'oseraie     oseraies     les oseraies  

Zelfstandig naamwoord

oseraie v

  1. (plantkunde) bos teenwilgen
    «Lorsqu'on veut qu'une oseraie profite, il faut nécessairement l'enfermer dans une clôture ; autrement les bestiaux y feront beaucoup de dégâts.[1]»
    Als je wil dat een bos teenwilgen welig tiert, dan moet je het noodzakelijkerwijs omringen met een omheining; anders zal het ongedierte er veel schade aanrichten.
Hyperoniemen

Verwijzingen

  1. L'agronome ou dictionnaire portatif du cultivateur (Rouen, 1787).