Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·zij·sprin·gen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

opzijspringen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opzijspringen
sprong opzij
opzijgesprongen
klasse 3 volledig
  1. in zijwaartse richting wegspringen
     Warren: Ik ging per ongeluk op een los rotsblok zitten dat naar beneden begon te rollen. Eddie werd nog bijna omver gekegeld. Hij kon net op tijd opzijspringen.[1]
     De man reed gisteren met hoge snelheid door de winkelstraat en voetgangers moesten opzijspringen om de auto te ontwijken. Toen militairen de auto wilden controleren, ging de man er opnieuw vandoor. Later werd hij door de politie opgepakt. In de kofferbak van de auto lagen onder meer steekwapens en een vuurwapen met een korte loop (riot gun).[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Taylor Jenkins Reid
    “Daisy Jones & the Six” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026349249
  2.   Weblink bron “Motief verdachte Antwerpen nog volkomen onduidelijk” (24-03-2017), NOS