opsprong
- op·sprong
vervoeging van |
---|
opspringen |
opsprong
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opspringen
- ... dat ik opsprong.
- ... dat jij opsprong.
- ... dat hij, zij, het opsprong.
- ... dat ik opsprong.
- Het woord opsprong staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.