• op·sprin·gen

opspringen

  1. in de hoogte springen
    • Hij sprong op van vreugde toen hij hoorde dat hij de lottoprijs van 14 miljoen euro gewonnen had. 
98 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be