Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·rij·boom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord oprijboom oprijbomen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de oprijboomm

  1. een slagboom zoals bij een spoorwegovergang om het oprijden tegen te gaan
    • De oprijboom was tijdig gesloten om gevaarlijke situaties te voorkomen. 

Gangbaarheid