Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·ge·leuk·te

Bijvoeglijk naamwoord

opgeleukte

  1. verbogen vorm van de stellende trap van opgeleukt

Werkwoord

vervoeging van: opleuken…
verbogen vorm: opgeleuktee

opgeleukte

  1. verbogen vorm van opgeleukt, voltooid deelwoord van opleuken

Gangbaarheid