opgaat
- Geluid: opgaat (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɔpxat / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈɔpχat/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈɔpɣat/
- op·gaat
vervoeging van |
---|
opgaan |
opgaat
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opgaan
- ... dat jij opgaat.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opgaan
- ... dat hij opgaat.
- Het woord opgaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.