• op·berg·vak·je

het opbergvakjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord opbergvak
    • Zonnebrillen gaan zelden lang mee. Ze worden afgerukt door een onverwacht woeste golf in de branding, ze blijven liggen in het opbergvakje van een huurauto of ze worden geplet door een reisgenoot die erop gaat zitten. [1]