• ont·vinkt
  • vervoeging van ontvinken: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van
ontvinken

ontvinkt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontvinken
    • Jij ontvinkt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontvinken
    • Hij ontvinkt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontvinken
    • Ontvinkt! 
vervoeging van: ontvinken…
verbogen vorm: ontvinkte

ontvinkt

  1. voltooid deelwoord van ontvinken