onttuigen
- ont·tui·gen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
onttuigen |
onttuigde |
onttuigd |
zwak -d | volledig |
onttuigen
- overgankelijk een paard ontdoen van zijn tuig
- Na samen het paard onttuigd en op stal gezet te hebben, stapten Jan en Dina naar binnen.
- overgankelijk een schip ontdoen van zijn tuigage
- Ons schip was al onttuigd en dus konden we voorlopig niet gaan varen.
- Het woord 'onttuigen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onttuigen" herkend door:
63 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be