• ont·rom·me·len
  • afleiding van rommel met het voorvoegsel on- met het achtervoegsel -en

ontrommelen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ontrommelen
ontrommelde
ontrommeld
zwak -d volledig
  1. overbodige zaken weghalen, rommel wegruimen
     ,,Ik merk het niet alleen aan mezelf, maar ook om me heen. Een vriendin zei: ‘het is zo'n rommel in huis, hoe kom ik er doorheen?’ In de zomer zijn we niet zo opruimerig, de binnenboel schiet erbij in. Nu staat de herfstvakantie voor de deur, en dat is voor mij: ontrommelen!”[1]
  1.   Weblink bron
    Terence Garnier
    “Cola, bier, laurierbladeren en een viltstift in de aanslag: zo maak je je huis herfstklaar” (19-10-2022), Tubantia