Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·rat·te

Werkwoord

vervoeging van
ontratten

ontratte

  1. enkelvoud verleden tijd van ontratten
    • Ik ontratte. 
    • Jij ontratte. 
    • Hij, zij, het ontratte. 
vervoeging van: ontratten…
verbogen vorm: ontrattee

ontratte

  1. verbogen vorm van ontrat, voltooid deelwoord van ontratten
vervoeging van
ontratten

ontratte

  1. aanvoegende wijs van ontratten

Gangbaarheid