• ont·glipt
  • vervoeging van ontglippen: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van
ontglippen

ontglipt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontglippen
    • Jij ontglipt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontglippen
    • Hij ontglipt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontglippen
    • Ontglipt! 
vervoeging van: ontglippen…
verbogen vorm: ontglipte

ontglipt

  1. voltooid deelwoord van ontglippen