(klemtoonhomogram)

  • on·der·leg·de
vervoeging van
onderleggen

ónderlegde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van onderleggen
    • ... dat ik onderlegde. 
    • ... dat jij onderlegde. 
    • ... dat hij, zij, het onderlegde. 
vervoeging van
onderleggen

onderlégde

  1. enkelvoud verleden tijd van onderleggen
    • Ik onderlegde. 
    • Jij onderlegde. 
    • Hij, zij, het onderlegde. 
  2. verbogen vorm van onderlegd, voltooid deelwoord van onderleggen

onderlégde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van onderlegd