• on·der·leg
vervoeging van
onderleggen

onderleg

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderleggen
    • ... dat ik onderleg. 
vervoeging van
onderleggen

onderleg

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderleggen
    • Ik onderleg. 
  2. gebiedende wijs van onderleggen
    • Onderleg! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderleggen
    • Onderleg je?