• on·der·han·del uit

uit onderhandel (werkwoord) en uit, hiertussen kunnen nog andere woorden staan

vervoeging van
uitonderhandelen

onderhandel (...) uit

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitonderhandelen
    • Ik onderhandel uit. 
  2. gebiedende wijs van uitonderhandelen
    • Onderhandel uit! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitonderhandelen
    • Onderhandel je uit?