omzoomde
- Geluid: omzóómde (hulp, bestand) "omringde"
- IPA: / ɔmˈzomdə / (3 lettergrepen)
- Geluid: ómzoomde (hulp, bestand) "zoom maakte aan"
- IPA: / ˈɔmzomdə / (3 lettergrepen)
- om·zoom·de
vervoeging van |
---|
omzomen |
omzóómde
- enkelvoud verleden tijd van omzomen
- Ik omzoomde.
- Jij omzoomde.
- Hij, zij, het omzoomde.
- Ik omzoomde.
- verbogen vorm van omzoomd, voltooid deelwoord van omzomen
vervoeging van |
---|
omzomen |
ómzoomde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van omzomen
- ... dat ik omzoomde.
- ... dat jij omzoomde.
- ... dat hij, zij, het omzoomde.
- ... dat ik omzoomde.
- Het woord omzoomde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.