Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

Woordafbreking
  • om·zet·te

Werkwoord

vervoeging van
omzetten

ómzette

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van omzetten
    • ... dat ik omzette. 
    • ... dat jij omzette. 
    • ... dat hij, zij, het omzette. 
  2. (in een bijzin) aanvoegende wijs van omzetten
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
omzetten

omzétte

  1. enkelvoud verleden tijd van omzetten
    • Ik omzette. 
    • Jij omzette. 
    • Hij, zij, het omzette. 
  2. verbogen vorm van omzet, voltooid deelwoord van omzetten

Gangbaarheid