• om·rankt
  • vervoeging van omranken: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van
omranken

omrankt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omranken
    • Jij omrankt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omranken
    • Hij omrankt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van omranken
    • Omrankt! 
vervoeging van: omranken…
verbogen vorm: omrankte

omrankt

  1. voltooid deelwoord van omranken